§7.4 Natievorming

In §7.3 las je dat Willem I, die vanaf 1815 de baas was, Nederlandse als vaste voertaal vastlegde. Dit deed hij zodat alle inwoners zich meer een Nederlander gingen voelen. Maar niet alle inwoners waren hier zo blij mee. In het Zuiden was veel weerstand tegen het Nederlands als volkstaal, zij zagen liever het Frans. Veel belangrijke mensen zoals kerkleiders en adellieden waren Franstalig en moesten nu tot hun ongenoegen het Nederlands erkennen als taal in onderwijs en overheidszaken bijvoorbeeld.

Maar deze voertaal was niet de grootste reden voor de groeiende ontevredenheid in het Zuiden.  Een hoofdklacht was gericht op de manier waarop Willem I de kritische pers begrensde, er was geen echte persvrijheid meer. Tienduizenden zuidelijke inwoners ondertekenden een petitie voor persvrijheid.  Het idee om met de zuidelijke provincies een onafhankelijke natie te worden, won steeds meer aan populariteit.  Uiteindelijk leidden deze nationalistische gevoelens tot de Belgische opstand in 1830.

Na een onrustige tijd, opereerde België vanaf toen min of meer zelfstandig. Maar Willem I wilde nog niet erkennen dat hij een deel van zijn Nederland had verloren. Pas in 1839 erkende Nederland de Belgische onafhankelijkheid. In het Verdrag van Maastricht wordt geregeld hoe de grens tussen de twee landen loopt. De natie België was gevormd.

Het Klokhuis maakte een aflevering over de geschiedenis met Willem I, die je hier kunt bekijken (14:40 min).

terug naar hoofdstuk 7naar hoofdstuk 8