§11.2 Verschillende ideologieën

Communisme
Het basisprincipe van het communisme is gelijkheid. Het woord communisme komt van het Latijnse communis en dat betekent ‘gemeenschappelijk en universeel’. In een communistische samenleving heeft niemand privébezit, maar is alles van iedereen. Ze streven naar een klasseloze samenleving zonder staat.

De Duitse socioloog Karl Marx speelde een belangrijke rol in het communisme. Hij richtte zich op de ongelijkheid tussen fabriekseigenaren en arbeiders en was daar erg kritisch over. In zijn boek ‘Das Kapital’ beschrijft hij zijn oplossing voor de ongelijkheid, namelijk een arbeidersopstand. De fabriekseigenaren hadden meer macht dan de arbeiders en daarom moeten de arbeiders in opstand komen om deze ongelijkheid gelijk te maken.

Het ongelijkheidsprobleem dat Marx in zijn tijd introduceerde is nog steeds actueel. In december 2017 verscheen het tweejaarlijkse rapport  ‘De sociale staat van Nederland’ van het Sociaal Cultureel Planbureau. Daaruit blijkt dat driekwart van de bevolking de inkomensverschillen in Nederland te groot vindt. Over het algemeen denken mensen minder extreem over een oplossing voor een eerlijkere verhouding tussen arm en rijk dan Marx deed. In plaats van een arbeidersrevolutie met geweld, kijken veel mensen naar de overheid om het probleem op te lossen.

Socialisme
Het socialisme is net als het communisme een linkse stroming die pleit voor gelijkheid. Zij streven er echter niet na om dit te bereiken met geweld, maar via debat. De gelijkwaardigheid wil ze bereiken door ingrijpen van de overheid. De overheid kan door middel van regels en wetten zorgen dat de verschillen tussen bijvoorbeeld arm en rijk kleiner worden.

De eerste socialistische politieke partij was de Sociaal-Democratische Bond (SDB), opgericht in 1881. Ferdinand Domela Nieuwenhuis was het eerste lid van de partij die in de Tweede Kamer zat in 1888. Later verloor Domela Nieuwenhuis het geloof in de parlementaire democratie en verliet de politiek. Leden die wel door wilden gaan via de politiek, richtten de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) op. Later ging deze samen met andere partijen op in de Partij van de Arbeid, die we tot op de dag van vandaag kennen.

Liberalisme
Het liberalisme streeft naar individuele en economische vrijheid. Met de Industriële Revolutie ontstond ook het kapitalisme, vanaf het einde van de 18e eeuw. Er werd geproduceerd en verkocht op de vrije markt met als doel om zoveel mogelijk winst te maken. Volgens het liberalisme moet deze vrije markt in stand gehouden worden. De overheid moet hierbij niet ingrijpen, maar enkel en alleen zorgen dat de economie goed kan functioneren.

De bekende econoom en filosoof Adam Smith dacht na over de rol van de overheid in de economie. Moeten ze heel veel wetten maken of moeten ze juist niks verbieden? Hij werd bekend met zijn werk The Wealth of Nations en wordt gezien als grondlegger van het klassieke liberalisme. Volgens Smith ontstaat er het grootste maatschappelijk geluk als iedereen zijn eigen belang nastreeft. Dit komt door het principe van de invisible hand, zoals Smith introduceerde. Omdat producenten zo goedkoop mogelijk willen produceren en consumenten zo goedkoop mogelijk willen kopen, ontstaat er een optimale situatie. In deze situatie zijn vraag en aanbod in evenwicht en is de overheid niet nodig om iets te verbieden. Ze moet de economie haar gang laten gaan, want kopers en verkopers corrigeren elkaar vanzelf. Als iets te duur geprijsd wordt, koopt niemand het en zal de prijs vanzelf iets naar beneden gaan.

Conservatisme
Het conservatisme streeft naar het behoud van de huidige samenleving. Ze hechten waarde aan tradities en eigen verantwoordelijkheid. Politicus en filosoof Edmund Burke wordt gezien als een van de belangrijkste grondleggers van het conservatisme. In de 18e eeuw schreef hij ‘Reflections on the French Revolution’, waarin hij de Franse Revolutie erg bekritiseerde.

Vandaag de dag bestaat het conservatisme in allerlei soorten en maten. In Rusland bijvoorbeeld, is Vladimir Poetin al vanaf 2000 president. Hij is erg conservatief, wat onder andere blijkt uit zijn verbod op het uitdragen van ‘niet-traditionele seksuele relaties’. Hier kreeg hij internationaal veel kritiek op, maar dat weerhoudt hem niet.

In een jaarlijkse speech benadrukte hij weer de conservatieve gezinswaarden: een man en een vrouw trouwen, de man werkt, de vrouw zorgt voor de kinderen en doet het huishouden. Een traditioneel gezin zoals op de afbeelding hiernaast stemt Poetin beter, dan bijvoorbeeld een gezin waarin twee mannen samenwonen. Hij vindt dat in veel westerse landen de traditionele normen en waarden worden vernietigd en vervangen. Poetin pleit voor conservatieve gezinswaarden, want dat weerhoudt de samenleving ervan om terug te vallen in chaos en donkerheid. Ook richtte hij een nieuw staatspersbureau op, waar hij een ultraconservatieve man de baas van maakte.

Fascisme
Het fascisme is een extreem-rechtse ideologie die niet uitgaat van gelijkheid maar van ongelijkheid tussen mensen. De wortels van het fascisme liggen in Italië, waar de ideologie rond 1920 opkwam onder Bernito Mussolini. Als leider van het volk streefde hij naar een sterke staat, waarin het collectief, het volk, belangrijker is dan het individu. Dé Italiaanse natie was de beste natie ter wereld, volgens Mussolini. In Italië werd veel propaganda verspreid, afwijkende meningen werden verboden en de economie was onder controle van Mussolini. Als je meer wilt weten over het fascisme, kun je het filmpje bekijken dat de NTR maakte.

Het fascisme ontleent haar naam van de ‘fasces’, een Romeins machtssymbool dat je op de afbeelding hiernaast ziet. Fasces is Latijn voor een roedenbundel met bijl. Het symboliseert het streven naar een rijk net zoals het oude Romeinse Rijk, het trotse verleden van de Italianen.

terug naar hoofdstuk 11naar het populisme (§11.2)