§12.1 Representatie modellen

Het afspiegelingsmodel is de eerste visie op de mate van representatie in een democratie. In dit model wordt vooral waarde gehecht aan de samenstelling van het volk als middel om representativiteit te meten. De mensen die het volk vertegenwoordigen moeten vergelijkbaar zijn met het volk wat betreft opvattingen en achtergrondkenmerken. Helemaal 100% representatief volgens dit model zal niet snel gebeuren, omdat bijvoorbeeld academici sneller in de Tweede Kamer zullen komen dan laagopgeleiden.

De tweede visie op de representatie van een democratie komt van het rolmodel. Zij kijkt ook naar afspiegeling tussen vertegenwoordigers en het volk dat vertegenwoordigd wordt, maar focust dan alleen op standpunten. Achtergrondkenmerken worden niet meegenomen, in tegenstelling tot het afspiegelingsmodel. Binnen het rolmodel zijn er twee stromingen over standpunten:
– volgens het delegate-model moet de volksvertegenwoordiger zijn standpunt laten bepalen door het standpunt van de kiezers.
– het trusteeship-model vindt een volksvertegenwoordiger zijn eigen afweging moet maken en zich als een gevolmachtigde mag opstellen.

Tenslotte het partijenmodel, dat kijkt naar de politieke partijen in plaats van naar de volksvertegenwoordigers. De politieke partijen moeten de verschillende standpunten van het volk vertegenwoordigen omdat de mensen hun stem uitbrengen op een politieke partij. De parlementsleden van een partij houden zich vervolgens aan de partijstandpunten. Het vaak houden van verkiezingen draagt bij aan de representativiteit van de democratie.

terug naar hoofdstuk 12naar coalitievorming (§12.1)