§3.2 Criminologische theorieën

Veel wetenschappers verdiepen zich in de criminologie en de redenen waarom iemand crimineel gedrag vertoont.

Een daarvan is Cohen met de subcultuurtheorie. Hij keek naar de relatie tussen subculturen waar jongeren deel van uit maken en de mate van criminaliteit.  De middenklasse en de lagere klasse waar jongeren bij kunnen horen, hebben verschillende waarden. In de middenklasse is bijvoorbeeld een opleiding afronden een belangrijke waarde, maar ook geweldloosheid is belangrijk. Jongeren in een subcultuur in een lagere klasse kunnen hier op verschillende manieren op reageren:
1) De College Boy, die er alles aan zal doen om op te klimmen op de ladder en zo bij de middenklasse gaat horen. Het plaatje bovenaan de pagina past hierbij.
2) De Delinquent Gang, die dwars tegen de waarden van de middenklasse in gaat. Draait deze waarden om en de gang (groep) vormt zo haar eigen waarden
3) De Corner Boy hangt hier tussenin. Hij hangt rond op de hoeken van de straat en kan nog wel college boy worden, maar kan ook blijven doorgaan met niks doen en daardoor uiteindelijk bij de delinquent gang gaan horen.

Een andere theorie is de gelegenheidstheorie, die crimineel gedrag ziet als een rationele keuze. Er zijn volgens deze theorie drie voorwaarden voor criminaliteit. De eerste is een gemotiveerde dader, als tweede een aantrekkelijk doelwit en tot slot moet er weinig of geen toezicht zijn. Deze theorie stelt dat sociale factoren zoals armoede en sociale ongelijkheid geen invloed hebben op de mate van ongelijkheid. Dat is interessant want er zijn veel theorieën die deze relatie juist wel proberen te bewijzen en soms ook vinden.

terug naar hoofdstuk 3 naar Hofstede (§3.3)