§8.1 Rousseau en Hobbes
In het boek heb je kunnen lezen over de filosoof Jean-Jacques Rousseau. Hij ging uit van het goede in de mens en vond onderdrukking onwenselijk. In een samenleving waarin de overheid niet onderdrukt, komen mooie dingen tevoorschijn volgens Rousseau. Hij gebruikte daarbij het voorbeeld van de nobele of edele wilden uit Noord-Amerika.
Volgens Rousseau waren mensen slechter af hoe verder ze van hun natuurlijke staat kwamen. Instinct en emotie zouden leiden tot het goede leven en de beschaving weerhield juist hiervan. De ‘edele wilde’, ‘noble savage’, was de perfecte balans tussen enerzijds de staat van brute, beestachtige mensen en anderzijds decadent beschaafde mensen. De edele wilde onthult eigenlijk het goede in de mens waar Rousseau in geloofde. Opvallend feitje: de woorden ‘edele wilde’ komen nergens voor in Rousseau’s geschreven werken.
Ook de filosoof Thomas Hobbes filosofeerde ook over ‘de machtige overheid’. Hij noemde de overheid ‘Leviathan’, genoemd naar een groot monster. Toch bedoelde hij dit niet negatief. Mensen zonder overheid zijn namelijk gevaarlijk voor elkaar, ze zijn als wolven zijn voor elkaar, ze zijn gevaarlijk. Om deze chaos tot orde te dwingen is er absoluut centraal gezag nodig: de Leviathan. De samenleving moet vanuit rationeel oogpunt een sociaal contract sluiten. Hierin staat dat de staat de absolute macht heeft en ook geweld mag gebruiken om mensen tot orde te dwingen. Hieronder wordt Hobbes’ theorie uitgelegd (in het Engels):
Een zeer invloedrijke overheid is gevaarlijk omdat de kiezers dan beïnvloed kunnen worden in hun stemgedrag. Als we bijvoorbeeld kijken naar de situatie in China, durf je als inwoner niet op iets anders te stemmen dan op de zittende president. Je bent bang dat je hierop afgerekend wordt. De regering blijft daardoor altijd zitten, en heeft alomvattend veel macht. Er zijn meer landen waarin de democratie en de rechtsstaat wankel staat door machtige leiders. Deze aflevering van Zondag met Lubach gaat over de rechtsstaat in Hongarije: