Operationaliseren

Voorstellingen en ideeën operationaliseren

Wanneer je als antropoloog onderzoek gaat doen, is een belangrijke stap van het onderzoeksontwerp om concepten te operationaliseren. Operationaliseren is het omzetten van abstracte concepten en ideeën naar concrete meetbare eenheden of indicatoren die kunnen worden geanalyseerd. Want, hoe meet je de sociale cohesie in een wijk of de mate van progressiviteit binnen een subcultuur? 

Over het algemeen deel je het operationaliseren op in drie stappen: 

  1. Identificeren van het concept: Begin met het identificeren van de specifieke culturele voorstelling of overtuiging die je wil onderzoeken. Onderzoek welk concept er in de literatuur wordt gebruikt om dit aan te duiden. ‘Onderlinge verbondenheid’ wordt bijvoorbeeld geïdentificeerd als ‘sociale cohesie’. 
  2. Definieer indicatoren: Bepaal de indicatoren of meetbare eenheden die het concept van culturele voorstellingen kunnen vertegenwoordigen. Dit kunnen specifieke gedragingen, uitspraken, reacties, attitudes of observaties zijn die duiden op de mate van ‘sociale cohesie’. Dit kan bijvoorbeeld worden gemeten door te vragen naar de manier waarop mensen elkaar helpen in het dagelijks leven, zoals het delen van boodschappen, zorgen voor elkaars kinderen, helpen bij huishoudelijke taken of het bieden van emotionele steun in tijden van moeilijkheden.
  3. Operationaliseren: Om deze indicator te operationaliseren, kunnen onderzoekers diepgaande interviews afnemen met bewoners van de buurt. Vragen kunnen gaan over situaties waarin ze anderen hebben geholpen of hulp hebben ontvangen, de frequentie van dergelijke interacties, en hoe deze onderlinge steunrelaties bijdragen aan het gevoel van verbondenheid en solidariteit binnen de buurtgemeenschap.

Laten we nog een ander voorbeeld nemen, bijvoorbeeld het concept ‘identiteit’. Stel dat je wilt onderzoeken hoe jongeren in een multiculturele stad hun culturele identiteit begrijpen en uitdrukken. Hier zijn enkele mogelijke indicatoren om het concept van ‘identiteit’ te operationaliseren:

  • Identificatie met culturele achtergrond: Dit kan worden gemeten door te vragen of de jongeren zich sterk identificeren met hun culturele achtergrond, bijvoorbeeld door te vragen naar de mate waarin ze zich verbonden voelen met hun etnische, religieuze of nationale afkomst.
  • Meertaligheid: Dit kan worden gemeten door te vragen hoeveel talen de jongeren spreken en welke rol deze talen spelen in hun dagelijks leven en interacties met anderen.
  • Deelname aan culturele gemeenschappen en evenementen: Dit kan worden gemeten door te vragen of de jongeren deelnemen aan culturele groepen, organisaties of evenementen, zoals dansgroepen, culturele festivals of religieuze bijeenkomsten.
  • Attitudes ten opzichte van multiculturalisme: Dit kan worden gemeten door te vragen naar de houding van de jongeren ten opzichte van culturele diversiteit, bijvoorbeeld door te onderzoeken of ze positief staan tegenover het leren over andere culturen en het samenleven met mensen uit verschillende achtergronden.
  • Ervaringen van culturele conflicten of spanningen: Dit kan worden gemeten door te vragen of de jongeren ooit situaties hebben meegemaakt waarin hun culturele identiteit in conflict is gekomen met de dominante cultuur of andere culturele groepen, en hoe ze met dergelijke situaties zijn omgegaan.
  • Culturele expressie en uitingen: Dit kan worden gemeten door te vragen hoe de jongeren hun culturele identiteit tot uiting brengen in hun dagelijkse leven, zoals door kleding, muziek, voedselkeuzes, kunst of andere creatieve expressies.

Zo zie je maar, operationaliseren kun je leren 😉

terug naar Hoofdstuk 3