§5.2 Hypthesen
Een hypothese is een soort stelling waarbij je door middel van onderzoek doen gaat controleren of die stelling waar is. Na het onderzoek kun je een conclusie trekken: deze stelling gaat wel of niet op. Als de stelling niet waar blijkt te zijn, verwerp je je stelling, je hypothese. Is de stelling wel waar, dan kun je de hypothese aannemen.
Zo zijn er bijvoorbeeld een aantal theorieën met hypothesen over hoe de media ons gedrag en onze mening beïnvloeden. Zij bepalen namelijk welke onderwerpen in het nieuws komen en hoe ze die uitleggen. We bespreken vier hypothesen die hierover zijn opgesteld.
- De cultivatiehypothese bespreekt de socialiserende werking van de media. Als je veel kijkt naar bepaalde soorten programma’s op televisie, dan word je daardoor beïnvloedt. Het beeld dat je van de werkelijkheid hebt, verandert doordat je televisie kijkt. Dit gebeurt meer bij jou, dan bij iemand die niet naar deze programma’s kijkt.
- De opinieleidershypothese stelt dat idolen en opinieleiders invloed hebben via de media. Wanneer jij via Facebook en Instagram je favoriete band of kledingmerk volgt, word je beïnvloed door de berichten die ze plaatsen.
- De media framing hypothese kijkt naar de manier waarop zaken gebracht worden in de media. Nieuws bijvoorbeeld, wordt op een bepaalde manier belicht en dat noem je het frame. Dit beïnvloedt hoe de lezers of luisteraars over het onderwerp gaan denken en praten. De media zelf bepaalt dan wat de ontvangers weten.
- De selectiviteitshypothese richt zich juist op de invloed die de media niet hebben. Mensen kunnen niet alles zien wat de media aanbieden. Je ziet en je onthoudt maar een paar dingen.
Een ander voorbeeld van een hypothese is van Aristoteles, zijn hypothese was: hoe zwaarder een object, hoe sneller het valt. Dit is waar, dus deze hypothese kon na onderzoek worden aangenomen.
Er zijn ook hypotheses die verworpen kunnen worden. Zo is het bekend dat vrouwen minder verdienen dan mannen. Om de oorzaken te onderzoeken, zijn er hypothesen van mogelijke oorzaken opgesteld. Eén daarvan is bijvoorbeeld:
‘Vrouwen werken minder uren, dus krijgen ook minder geld’
Deze hypothese bleek onjuist. In Nederland werken vrouwen vaker parttime dan mannen. In het Nationaal Salaris Onderzoek blijkt dat vrouwen gemiddeld 32 uur per week werken en mannen 38 uur. Vrouwen krijgen aan het eind van de maand dus minder salaris, is de gedachte die daar vaak op volgt. Maar dat klopt niet. De loonkloof van 5 procent wordt berekend op een gelijk aantal werkuren. Dus als mannen en vrouwen allebei fulltime werken, is er gemiddeld nog steeds een verschil in salaris.