§7.1 Reformatie

In de zestiende eeuw heerste er onenigheid binnen het katholicisme. Sommigen vonden namelijk dat er misstanden waren en wilden hervormingen doorvoeren. Maarten Luther stond aan het begin hiervan en kan beschouwd worden als een van de eerste protestanten. Hij bekritiseerde onder andere de aflaathandel, briefjes die mensen konden kopen om vrij gesproken te worden van een zonde. Luther noemde dit corrupte handel, tot grote irritatie van sommige gelovigen. Naast Luther waren er ook andere belangrijke hervormers, zoals Johannes Calvijn.

Kort voor de nieuwe ideeën van Luther was de boekdrukpers uitgevonden, waardoor het nieuws snel verspreid werd over Europa. Aanhangers van de Reformatie richtten hun eigen kerken op, die protestants of hervormd genoemd worden. Langzaam maar zeker begon er een scheuring te komen binnen het westerse christendom. Aan de ene kant de Rooms-Katholieken en aan de andere kant de protestanten.

Maar de Rooms-Katholieke Kerk liet niet over zich heen lopen en organiseerde het Concilie van Trente dat als doel had de misstanden en misbruiken aan te pakken. Er werd onder andere besloten dat de verkoop van aflaatbrieven verboden werd. Heiligen mochten wel vereerd worden, maar mochten geen afgoden zijn. Daarnaast werden er kerkelijke rechtbanken opgericht: Inquisities. Deze zouden ketters bestraffen en nog harder aanpakken dan al gedaan werd. De Katholieke Kerk wilde hiermee haar gezag herstellen.

De Reformatie beperkte zich niet alleen tot religieus gebied, maar had ook invloed op de politiek. Tegenstellingen tussen Europese vorsten en edelen werden scherper en er ontstonden godsdienstoorlogen en opstanden. In die tijd had de Kerk een veel grotere invloed op de samenleving dan dat dat nu het geval is. Daarom was het ook niet niks dat die Kerk ingrijpend veranderde, het hield de hele samenleving bezig.

terug naar hoofdstuk 7naar het debat rondom Zwarte Piet (§7.2)