§9.4 Het Kinderwetje van van Houten

In 1874 werd het Kinderwetje van Van Houten aangenomen. Dit was de eerste stap naar sociale wetgeving in Nederland. De wet is vernoemd naar Samuel van Houten, een liberale politicus. Hij zorgde er voor dat kinderarbeid verboden werd: kinderen tot twaalf jaar mochten niet meer in fabrieken werken. Steeds meer dokters en onderwijzers benadrukten vanaf 1860 dat het werk wat kinderen deden ongezond was. Het Kinderwetje beperkte de vrijheid van ondernemers, zij konden niet meer zomaar kinderarbeid  gebruiken. In die tijd was het heel normaal dat kinderen werkten. Ze waren soms wel veertien uur per dag wollen dekens aan het maken in een textielfabriek. Op de foto hieronder zie je kinderen die juten zakken aan het naaien zijn.

De schrijver Jacob Jan Cremer schreef een boek genaamd ‘Fabriekskinderen. Een bede, doch niet om geld’, waarin hij pleitte voor afschaffing van kinderarbeid. Hij had een textielfabriek in Leiden bezocht en vond dat dit zo niet langer kon.

Na de invoering van de wet was het niet meteen voorgoed over met werkende kinderen in fabrieken. Er werd niet veel gecontroleerd, wat maakte dat er uit armoede wel kinderen in fabrieken werkten. Het geld was erg hard nodig. Later, in 1901, werd de leerplichtwet ingevoerd. Kinderen van zes tot twaalf jaar waren vanaf nu verplicht om naar school te gaan. Dit maakte een definitief einde aan de kinderarbeid.

terug naar hoofdstuk 9naar het civilisatieproces (§9.4)