§12.3 Hypothesen over de macht van de media
De hypothesen over de macht van de media zouden je als het goed is bekend voor moeten komen. Ze worden namelijk besproken in §10.3, in lesboek deel 1 en je moet ze ook kennen. Hier herhalen we ze nog even, om je geheugen op te frissen.
Er zijn verschillende theorieën met hypothesen over hoe de media ons gedrag en onze mening beïnvloeden. Zij bepalen namelijk welke onderwerpen in het nieuws komen en hoe ze die uitleggen. We bespreken vier hypothesen die hierover zijn opgesteld.
- De cultivatiehypothese bespreekt de socialiserende werking van de media. Als je veel kijkt naar bepaalde soorten programma’s op televisie, dan word je daardoor beïnvloedt. Het beeld dat je van de werkelijkheid hebt, verandert doordat je televisie kijkt. Dit gebeurt meer bij jou, dan bij iemand die niet naar deze programma’s kijkt. Zijn beeld van de werkelijkheid wordt niet beïnvloed.
- De opinieleidershypothese stelt dat idolen en opinieleiders invloed hebben via de media. Wanneer jij via Facebook en Instagram je favoriete band of kledingmerk volgt, word je beïnvloed door de berichten die ze plaatsen.
- De media framing hypothese kijkt naar de manier waarop zaken gebracht worden in de media. Nieuws bijvoorbeeld, wordt op een bepaalde manier belicht en dat noem je het frame. Dit beïnvloedt hoe de lezers of luisteraars over het onderwerp gaan denken en praten. Het lijkt op selectieve perceptie (zie de selectiviteitshypothese) maar dan voorgekookt door de media zelf, in plaats van door de ontvanger. Een voorbeeld van framing is wanneer president Trump altijd als onvoorspelbaar wordt gepresenteerd. Het kan waar zijn, maar het zal nooit de hele waarheid zijn.
- De selectiviteitshypothese richt zich juist op de invloed die de media niet hebben. Mensen kunnen niet alles zien wat de media aanbieden. Er zijn eigenlijk drie manieren waarop er selectiviteit is. Ten eerste de selectieve blootstelling. Hierbij kun je denken aan cookies, die zorgen dat jij andere advertenties te zien krijgt dan je buurman. Daarnaast is er ook selectieve perceptie, wat betekent dat je niet alles ziet. Stel dat twee mensen de foto hiernaast volledig in kleur zien. De ene persoon ziet vooral de paraplu van de voorbijganger en ziet de foto dus zoals hij hiernaast is afgebeeld. De ander is gek van auto’s en kijkt naar het automerk van de geparkeerde auto. Als je iets in de media ziet, vallen jou andere dingen op dan een ander die naar precies hetzelfde kijkt. Tenslotte is er nog selectief onthouden. Na het lezen, zien of horen van iets onthoud je maar een paar dingen. Wat je precies onthoudt is selectief en verschilt per persoon.