Debatvaardigheden deel 2: twee systemen

In het opdrachtenboek werd de theorie van Daniel Kahneman over de twee systemen uitgelegd. In onderstaande les zal je gaan kijken op welke manier je die twee systemen bij jezelf kan herkennen.


Je leert in deze opdracht
–  Onderscheid maken tussen ‘systeem 1 en systeem 2 denken’ 

–  Eigen oordelen en argumenten indelen in de twee systemen, en;

–  Op basis hiervan je argumenten afwegen

Bekijk bovenstaande foto. Wat valt je op? 

Daniel Kahneman beschrijft in zijn boek dat veel mensen hetzelfde antwoord geven op deze vraag. De vrouw kijkt boos, staat op het punt om iets onaardigs te zeggen of misschien zelfs wel te gaan schreeuwen.
Toen je de foto bekeek wat je niet van plan om haar stemming in te schatten, of een voorspelling te doen over wat er zou kunnen gebeuren. Je dacht hier waarschijnlijk niet bewust over na, maar wist na één blik op de foto. 

Stel nu dat we je zouden vragen een rekensom op te lossen, bijvoorbeeld:

37 x 26

Je ziet direct dat het hier om een vermenigvuldiging gaat. Maar zonder een aantal stappen te doorlopen en even goed over deze som na te denken, zul je niet met zekerheid kunnen zeggen wat de uitkomst is. Wat je nodig hebt om deze som op te lossen is ‘systeem 2 denken’ – denken in stappen. Het is, met andere woorden, een weloverwogen en geordend proces.

Bovenstaande voorbeelden van systeem 1 en systeem 2 denken komen uit het boek ‘Ons feilbare denken’ van Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman. In dit boek noemt hij nog veel meer alledaagse voorbeelden waarbij systeem 1 en/of systeem 2 een rol spelen in ons denken.

  1. Vul de rijtjes zelf aan met voorbeelden uit je eigen leven om te kijken of je de twee systemen begrijpt en van elkaar kan scheiden.

Systeem 1:     

·         Gezichtsuitdrukkingen aflezen 

·         …………………………………………..

·         …………………………………………..

Systeem 2:

·         37×26=? 

·         …………………………………………..

·         …………………………………………..

Wanneer we in debat gaan over een stelling, spelen beide systemen ook een rol. Hoe dit precies werkt gaan we verder bekijken aan de hand van de stelling bij hoofdstuk 2 uit het opdrachtenboek:

‘Het gewicht van een stem bij verkiezingen moet bepaald worden door de uitslag van een kennistest’ 

  1. Noteer alle argumenten (voor én tegen) die je kunt bedenken bij deze stelling. 
  2. Deel deze vervolgens in, in ‘systeem 1’ en ‘systeem 2’ (geef bijvoorbeeld alles van systeem 1 een kleurtje en onderstreep alles van systeem 2)

In de vorige deel debatvaardigheden heb je geleerd om te definiëren en af te bakenen. Stel dat het doorvoeren van deze stelling concreet betekent dat je stem bij verkiezingen; 

  • één keer meetelt als je een onvoldoende haalt voor de kennistest,
  • twee keer meetelt als je een 6 of 7 haalt,
  • drie keer meetelt als je een 8,9 of 10 haalt.
  1. Zoek nu informatie over kiezers per politieke partij, ingedeeld naar opleidingsniveau. Noteer opvallendheden.
  2. Klik op onderstaande link, lees het artikel en bekijk de filmpjes. Noteer wat je opvalt en wat er in je opkomt. 

https://eenvandaag.avrotros.nl/item/16-miljoen-amerikanen-mogen-niet-stemmen-omdat-ze-ooit-veroordeeld-zijn-ik-voel-me-geen-volwaardig/

  1. Bedenk de gevolgen van het doorvoeren van de stelling, gedacht vanuit de kernconcepten sociale ongelijkheid en gezag, en eventueel andere relevante kennis die je tot nu toe bij MAW hebt opgedaan.

Wat je zojuist hebt gedaan, is het activeren van systeem 2. Door bewust te gaan zoeken naar informatie en hier argumenten uit te ‘destilleren’ door kennis te combineren en te redeneren, kun je voorbij je eerste reactie en gevoel komen. 

  1. Welke argumenten kun je nog meer geven, als je de resultaten van je denkwerk bij vraag 4,5 en 6 meeneemt? Noteer deze.
  2. Schrijf nu een korte reactie op de stelling waarin jouw mening duidelijk naar voren komt. Onderbouw je mening met ten minste drie steekhoudende argumenten.
  3. Bekijk je uiteindelijke oordeel: welke argumenten hebben de doorslag gegeven? (systeem 1 of systeem 2).  Heeft de kennis over de werking van systeem 1 en systeem 2 je geholpen anders te reageren op de stelling dan je gewoonlijk zou doen? Waarom wel of niet? 

Terug naar hoofdstuk 2 Naar hoofdstuk 3