§5.3 Dimensies en zelftypering

Links en rechts

In het boek heb je kunnen lezen dat er bij standpunten van politieke partijen en burgers verschillende dimensies bestaan. Links en rechts, progressief en conservatief, postmaterialistisch en materialistische, internationalistisch en nationalistisch. Maar hoe zit dat nou precies met al deze dimensies en hoe zijn ze ontstaan? Dat zie je in de video hieronder: 

Misschien weet jij al heel goed of je eerder links of rechts bent. Ben je er nog niet zo zeker van? Doe dan de test hieronder en check of je meer links, rechts of in het midden van het politieke spectrum uitkomt. 

Bron: ProDemos

Politieke standpunten hangen samen

Politieke standpunten hangen samen. Hoewel de generaties voor ons progressief waren en ons geleerd hebben dat alles moest kunnen, blijkt toch dat jongeren steeds conservatiever worden. De socialisatie van politieke opvattingen doet niet altijd zijn werk. Jongeren die geboren zijn na 1990, denken conservatiever dan hun ouders. Zo blijkt uit onderzoek. Er is een zogenoemde trendbreuk gaande. 

In het boek kon je lezen dat conservatief vaak samenhangt met nationalisme en materialisme. Kunnen we dan ook stellen dat het nationalisme en het materialisme in opkomst is? In deze podcast zeggen ze dat nationalisme inderdaad ook in opkomst is in Europa, maar tegelijkertijd is nationalisme ook altijd al traditie geweest. Allicht zal de toekomst uitwijzen of de ontwikkeling richting het conservatieve ook met zich mee zal brengen dat jongeren steeds nationalistischer en materialistischer zullen gaan denken.

Over het algemeen zijn sommige standpunten rechts en andere duidelijk links. Maar het is niet altijd zo zwart-wit. Over het algemeen willen linkse partijen de verzorgingsstaat, het stelsel waardoor Nederlanders worden verzekerd van zorg, behouden. Rechtse partijen zijn meer voor eigen verantwoordelijkheid en vinden dat het op sommige gebieden wel wat minder kan. De SP, een linkse partij, wil de verzorgingsstaat beschermen, dat is logisch. Maar de meest rechtse partij in Nederland, de PVV, wil dit ook. Dit laat zien dat links en rechts niet altijd zo zwart wit zijn te definiëren. Linkse partijen hebben ook wel eens een rechts standpunt en andersom.

Een andere dimensie die in het boek wordt genoemd is progressief-conservatief. In progressief zit het woord ‘progressie’, wat vooruitgang betekent. Progressieve standpunten kunnen gaan over het veranderen van iets. Conservatief komt van het Latijnse woord ‘conservare’, wat behouden betekent. Standpunten die hierbij passen, streven vaak naar het behoud van de huidige samenleving. Links wordt vaak gekoppeld aan progressief en rechts aan conservatief, maar hoeft niet altijd zo te zijn. Een rechts kabinet kan bijvoorbeeld een grote verandering doorvoeren wat betreft sociale zekerheid, iets wat links wil behouden. Links is dan tegen en juist behoudend, terwijl rechts progressief en veranderingsgezind is. Maar progressief en conservatief gaat ook over de mate van persoonlijke vrijheid. Dit uit zich vooral in morele, ethische kwesties zoals euthanasie en zondagsrust. Progressieve standpunten gaan hierbij voor zoveel mogelijk persoonlijke vrijheid. 

De derde dimensie is die van nationalisme-internationalisme. Nationalisme vindt het eigen land, de natie, belangrijk en legt daar de nadruk op. Het streeft naar eenheid in een land. Als burgers zich meer één voelen, zijn ze meer betrokken bij kwesties in de samenleving. Ze komen dan ook meer op voor hun land wanneer het bedreigd wordt. Zo’n eenheid in Nederland zie je duidelijk terug met Koningsdag of met een EK of WK voetbal. Iedereen is in het oranje gekleed en wanneer het Nederlands elftal wint, hebben ‘we’ gewonnen. Internationalisme is juist gericht op het buitenland en de rest van de wereld. Ze wil juist samenwerken met andere landen, bijvoorbeeld in een Europese Unie of de Verenigde Naties. Een land geeft haar zelfstandigheid dan deels weg, maar behoudt ook een deel. Hoeveel dit is, hangt af van de samenwerkingsvorm. 

De laatste dimensie is genaamd materialisme-postmaterialisme. Postmaterialisme is meer gericht op immateriële (abstracte) zaken, terwijl materialisme juist gericht is op materiële (tastbare) zaken. Materialisten streven naar het bezitten van zaken. Bezit geeft zekerheid en maakt dat iedereen voor zichzelf kan zorgen. Er heerst vaak het idee dat wie je bent, je status, afhangt van wat je hebt. Geluk wordt gezocht in het kopen en hebben van tastbare dingen. Postmaterialisme ziet een verschuiving van materialistische waarden naar nieuwe waarden wat betreft autonomie en zelfexpressie. Politicoloog Robert Inglehart beschreef dat generaties na de oorlog meer nadruk gingen leggen op het behalen van niet materiële idealen, zoals vrijheid van meningsuiting, dan op materiële zekerheid. Dat heeft vermoedelijk te maken met hoe je gesocialiseerd bent: lag de nadruk tijdens de generatie tot 1945 op armoede en veiligheid; de babyboomers hebben vaak grote economische groei meegemaakt en zijn dan postmaterialistischer in hun keuze.

Je bent wat je stemt?

Hoogleraar Roos Vonk en studente Sanne Nauts van de Radboud Universiteit vergeleken in hun onderzoek persoonlijkheidsvariabelen met politieke voorkeur. Op die manier konden ze profielen opstellen van onder andere de typische SP, VVD en CDA-stemmer. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de stereotype SP-stemmer niet gelukkig wordt van materiële zaken en zeer empathisch is en dat GroenLinks stemmers vaak aan zelfreflectie en yoga doen. In het artikel kun je lezen of je je jezelf herkent in de partij van jouw politieke voorkeur.