§12.2 Politiek, beleid en instituties

Een embargo is het officieel verbieden van handel met een land. En een boycot is iets breder, namelijk het verbreken van de banden en contacten met een staat (of bedrijf of persoon). Een boycot is dus een soort straf: een staat wordt geïsoleerd en het idee is om de leiders van die staat tot ander gedrag te bewegen. Een voorbeeld is de boycot van Russisch gas door de oorlog in Oekraïne. Het gevolg was dat de prijzen voor olie, gas en diesel steed in Europa. Lees meer hier

Een van de manieren om een land te isoleren is door de telegraaf-, telefoon- en internetverbindingen te verbreken. Dat kan natuurlijk alleen bij een klein land. Want grote landen hebben vaak zoveel verbindingen dat ze wel weer een oplossing verzinnen.

Het voordeel van een embargo of boycot is dat het een duidelijk signaal geeft aan de ander dat bepaald gedrag onwenselijk is. Zonder meteen in een oorlog te geraken.

Maar het nadeel is dat als een embargo of boycot langer duurt, een actor (staat) steeds slimmer wordt om dit te omzeilen of andere oplossingen bedenkt, bijvoorbeeld door technische uitvindingen (rationalisering) of andere verbindingen over grote afstanden (globalisering).

Ook de VN kan een embargo voor bepaalde producten instellen, bijvoorbeeld een wapenembargo. Als de VN-Veiligheidsraad een wapenembargo instelt tegen een land, mogen de lidstaten geen wapens exporteren naar dat land.

De VN kan ook andere maatregelen nemen, zoals veroordeling van een land, oproep tot beëindiging van geweld of een oproep van lidstaten om een land te verdedigen zoals bij Zuid-Korea in de Koreaanse Oorlog.

Op Youtube staat veel informatie over de VN Veiligheidsraad. Bijvoorbeeld deze.


Artikel 5 wordt de kern genoemd van het NAVO verdrag. ‘Kom je aan één van ons, dan kom je aan elk van ons’, stellen de landen die het NAVO gedrag hebben getekend. In het verdrag is niet uitgebreid vastgesteld hoe deze aanval of verdediging er precies uit zal zien. Ze mogen gewapend geweld gebruiken “om de veiligheid van het Noord-Atlantisch gebied te herstellen en te handhaven”, staat in het handvest. Maar het kan ook andere hulp zijn, politieke hulp bijvoorbeeld.

Het land moet, als het wordt aangevallen, wel eerst beroep doen op artikel 5. Dan gaan de landen van de NAVO met elkaar in overleg en beslissen ze hoe ze gaan reageren. Het is dus niet per se zo dat als een NAVO-lidstaat wordt aangevallen door een ander land, andere NAVO-landen ook meteen (militair) betrokken zijn bij het conflict.

Meer weten? Lees dit artikel van de NOS.

Artikel 5 wordt de kern genoemd van het NAVO verdrag. ‘Kom je aan één van ons, dan kom je aan elk van ons’, stellen de landen die het NAVO gedrag hebben getekend. In het verdrag is niet uitgebreid vastgesteld hoe deze aanval of verdediging er precies uit zal zien. Ze mogen gewapend geweld gebruiken “om de veiligheid van het Noord-Atlantisch gebied te herstellen en te handhaven”, staat in het handvest. Maar het kan ook andere hulp zijn, politieke hulp bijvoorbeeld.

Het land moet, als het wordt aangevallen, wel eerst beroep doen op artikel 5. Dan gaan de landen van de NAVO met elkaar in overleg en beslissen ze hoe ze gaan reageren. Het is dus niet per se zo dat als een NAVO-lidstaat wordt aangevallen door een ander land, andere NAVO-landen ook meteen (militair) betrokken zijn bij het conflict.

Meer weten? Lees dit artikel van de NOS.


Informatie over het BBP vind je hier. Onder andere het CBS gebruikt het BBP om de economische groei in Nederland te onderzoeken. Zij geven hier en in dit filmpje meer uitleg over hun onderzoeksmethode.

De 2%-norm wilt Nederland in 2024 halen. Dit houdt in dat zij minstens 2% van het BBP gaan besteden aan defensie. De investeringen gaan bijvoorbeeld naar extra materieel en voorraden. Hierdoor kan, als dat nodig is, de Nederlandse krijgsmacht sneller worden ingezet. In Europa lopen de investeringen nog wel eens uiteen. Daarom is de 2% norm afgesproken. Lees hier meer over de NAVO norm.


Bij een gele kaart denk je waarschijnlijk direct aan een voetbalwedstrijd, of aan een andere sport. Maar zoals je in paragraaf 12.2 hebt kunnen lezen, kan de Tweede Kamer een gele of oranje kaart geven aan de Europese Commissie. Dit heeft te maken met het subsidiariteitsbeginsel. Dat houdt in dat de Europese Unie geen aangelegenheden mag regelen als dit ook door de lidstaten zelf op nationaal niveau geregeld kan worden. Op deze manier wordt voorkomen dat de Europese Unie alles gaat bepalen in Europese wet- en regelgeving, terwijl de lidstaten hier zelf over willen gaan.

De commissie krijgt een ‘gele kaart’ als één derde van de lidstaten vindt dat de Europese Commissie een aangelegenheid niet moet regelen. De commissie krijgt een ‘oranje’ kaart als meer dan de helft van de lidstaten vindt dat de Europese Commissie een bepaalde aangelegenheid niet moet regelen. 

Sommige aangelegenheden moeten wel door de Europese Unie worden geregeld. Denk aan de Europese vrije markt. Alle lidstaten moeten van de EU de grenzen openhouden om zo goed met elkaar te kunnen handelen. Maar bijvoorbeeld hoe elk land haar onderwijssysteem invult, is aan het land zelf, daar gaat de EU niet over. Het is niet nodig om dit Europees te regelen, vindt men. 

Meer weten over oranje en gele kaarten, en hoe dit eruit ziet met betrekking tot de Nederlandse Tweede Kamer?

Prodemos heeft een interessant rollenspel over Europese Besluitvorming. Kijk online naar de regels en kijk of je dit met een aantal andere leerlingen kan naspelen. Vraag je docent om hulp als het niet lukt.