§10.1 Industriële Revolutie
In de 18e eeuw werd handmatige productie langzaam maar zeker vervangen door gemechaniseerde massaproductie. Een drijvende factor in dit proces was de stoommachine. In 1782 verbeterde James Watt deze zodanig, dat hij in fabrieken gebruikt kon gaan worden. Dit had grote gevolgen voor de economie. Textielfabrieken, de ijzerindustrie en de mijnbouw profiteerden van de machine.
Door deze veranderingen viel het handwerk, huisnijverheid weg. In de steden was echter veel werk te vinden en daarom trokken velen weg van het platteland. De werk- en leefomstandigheden waren slecht en er was weinig hoop op verbeterende welvaart. De samenleving kreeg er een nieuwe klasse bij: de arbeidersklasse. Dit is een voorbeeld van een ingrijpend gevolg voor de samenleving en vandaar dat het ook een revolutie genoemd wordt.
Tijdens de Industriële Revolutie veranderde er veel in de fabrieken. Ze gingen steeds meer produceren, met als doel het maken van zoveel mogelijk winst. Deze kapitalistische insteek werd door sommigen toegejuicht, terwijl anderen vonden dat de overheid moest ingrijpen omdat mensen uitgebuit werden.
De Industriële Revolutie had ook invloed op het voedingspatroon van mensen. Er kwamen namelijk fabrieksproducten, zoals margarine, macaroni en gelatine. Ook ontdekte de Franse kok Nicolas Appert de conserveringstechniek, waardoor eten bewaard kan worden. Het wordt dan in glazen potten gestopt en die worden verhit, wat maakt dat het eten langer goed blijft.