§14.2 De rol van de sociale wetenschap
In de wetenschap kun je onderscheid maken tussen alfa-, bèta- & gammawetenschappen. Alfawetenschappen kijken naar de producten van menselijk handelen, zoals in de geschiedenis & taalkunde wordt gedaan. Bètawetenschappen zijn bijvoorbeeld natuurkunde en biologie, die zich richten op niet-menselijke natuur. Gammawetenschappen bestuderen menselijk handelen en de sociale wetenschap hoort hier dus bij. Studies die hierbij horen zijn psychologie en sociologie.
Een voorbeeld van een wetenschapper met kritiek op de sociale wetenschap Duncan Watts. Hij is onderzoeker voor Microsoft en heeft veel te maken met computerwetenschappers. Discussies die hij voert gaan vaak over technische details en problemen zijn oplosbaar. Er kunnen berekeningen worden gedaan om tot de beste oplossing te komen, waar iedereen het dan ook over eens is. Watts is echter zelf een sociale wetenschapper van oorsprong. Hij vindt dat de sociale wetenschap veel theorieën heeft opgeleverd, maar weinig kennis. Er zijn te weinig inzichten waar men het over eens is. Hij pleit voor meer focus op het oplossen van praktische problemen, ook door de sociale wetenschap. Daarmee bekritiseert hij dus een gebrek aan ‘harde feiten’ in de sociale wetenschap. Een uitgebreid interview met Watts kun je hier verder lezen.
Het Da Vinci instituut van de Vrije Universiteit (Amsterdam) liet een onderzoek doen naar de houding tegenover de sociale wetenschappen. Daaruit blijkt dat mensen de sociale wetenschap minder wetenschappelijk vinden dan de exacte wetenschap. Een voorbeeld is de sociale wetenschap politicologie, die door 11% ‘zeer wetenschappelijk’ wordt genoemd, terwijl de bèta wetenschap geneeskunde door 67% ‘zeer wetenschappelijk’ wordt genoemd. Deze meningen zijn niet per se gegeven door bèta wetenschappers, maar door allerlei mensen uit de Nederlandse bevolking. Het hele onderzoek kan je hier vinden.
In de bèta wetenschap is echter soms ook sprake van onzekerheid. Zo is er het onzekerheidsprincipe van Heisenberg, een natuurwetenschapper die in 1927 stelde dat je van een deeltje niet alles exact en tegelijkertijd kan meten. Je kunt niet én de positie én de snelheid ervan op hetzelfde moment te weten komen. Hetzelfde geldt voor energie en tijd. Dit komt door de natuurwetten, niet door onnauwkeurige metingen. In 2017 waren er wetenschappers die dit onzekerheidsprincipe omzeilden via een experiment.
terug naar hoofdstuk 14naar de opkomst van de moderne samenleving (§14.2)