§14.3 Onderzoek van Putnam
Robert Putnam is in 1941 geboren in de Verenigde Staten en studeerde aan de Universiteit van Oxford in het Verenigd Koninkrijk. Vanaf 2000 is hij professor overheidsbeleid aan de universiteit van Harvard. Hij heeft onder andere onderzoek gedaan naar de werking van de democratie in een land en soorten sociaal kapitaal: bridging & bonding. Bridging slaat op het verbinden van mensen die veel van elkaar verschillen in bijvoorbeeld ras en leeftijd en bonding juist op het verbinden van mensen die al veel met elkaar gemeen hebben.
Het onderzoek waarnaar in het lesboek in §14.3 verwezen wordt, gaat over diversiteit & gemeenschap in de 21e eeuw (E Pluribus Unum: Diversity and community in the twenty-first century). Putnam onderzocht in 2001 onder 30 000 mensen in de Verenigde Staten de relatie tussen vertrouwen in community’s enerzijds en de etnische diversiteit anderzijds. Hij concludeerde daaruit dat op korte termijn meer diversiteit in een community leidt tot minder vertrouwen, zowel binnen een etnische groep als tussen etnische groepen.
De verklaring voor de afname in binding is te vinden in wat Putnam ‘schildpadgedrag’ noemt, zoals je in het lesboek al hebt kunnen lezen. In een samenleving met veel etnische diversiteit trekken mensen zich terug in hun schulp, als een schildpad. Ze gaan dan minder sociale contacten aan en doen bijvoorbeeld minder vrijwilligerswerk. Er is dan dus minder sociale cohesie. Wat Putnam een ‘community’ noemt, is in het boek al vertaald naar ‘wijk’, zoals je in de Nederlandse samenleving een community kunt zien.
Van verschillende kanten is er ook kritiek gekomen op deze theorie van Putnam. Het Sociaal & Cultureel Planbureau (SCP) onderzocht de theorie van Putnam in hoofdstuk 12 van het rapport ‘Betrekkelijke betrokkenheid‘ (2008). Hierin wordt onder andere de Verenigde Staten, het land waarin Putnam zijn onderzoek deed, vergeleken met Nederland en daarna geconcludeerd dat Nederlandse wijken met etnische heterogeniteit minder ‘extreem’ zijn dan die in de VS. Het SCP vond wel minder sociale cohesie in deze wijken, maar volgens het onderzoek is de oorzaak daarvan niet de etnische diversiteit zelf, maar de achterstandspositie van mensen in de wijk. Etnische diversiteit, bijvoorbeeld veel mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, leidt dus wel tot minder cohesie maar door de achterstandspositie van deze mensen en niet door de diversiteit op zich.
Critici van Putnams theorie wijzen ook naar de tegenstrijdigheden met andere theorieën, zoals conflicttheorieën. Die stellen namelijk dat het vertrouwen tussen etnische groepen inderdaad daalt als de diversiteit toeneemt, maar dat het vertrouwen binnen zo’n etnische groep juist stijgt als er meer diversiteit in een community komt. Andere critici vinden het opvallend dat Putnam zijn data verzamelde in 2001 en pas in 2007 een artikel met conclusies hierover publiceerde. Ook krijgt Putnam kritiek omdat hij zou beweren dat een samenleving met minder mensen met een niet-westerse achtergrond dus beter zou zijn en dat kan als racistisch worden opgevat. Meer kritiek op Putnam en zijn theorie over etnische diversiteit, lees je in dit artikel van stukroodvlees.nl.
Ondanks kritiek, werd de theorie van Putnam gebruikt door verschillende overheidsinstanties. In Nederland is Putnam genoemd in de begroting van 2008, als argument om meer geld te investeren in zogenoemde probleemwijken. Meer over deze wijken, die ook wel krachtwijken genoemd werden, lees je op deze pagina.
terug naar hoofdstuk 14naar de invloed van social media likes en impression management (§14.4)