§14.3 Verschillende vormen van sociale ongelijkheid in Nederland
In Nederland is het zo dat de overheid maatregelen neemt om inkomensverschillen tussen mensen te verkleinen. Dit gebeurt door premies en belasting die betaald moeten worden en uitkeringen en toeslagen die ontvangen worden. Mensen met een relatief laag inkomen ontvangen meer geld dan dat ze moeten afdragen aan de overheid en voor mensen met een relatief hoog inkomen is dit andersom. Hierdoor wordt het geld dat mensen te besteden hebben, het besteedbaar inkomen, dichter bij elkaar gebracht. Op het kaartje hieronder zie je de inkomensongelijkheid gebaseerd op het besteedbaar inkomen in 2017. Een hogere Gini-coëfficiënt betekent een hogere inkomensongelijkheid. De gemiddelde inkomensongelijkheid in Nederland gemeten met de Gini-coëfficiënt is 0,29, wat betekent dat de rijkste 10% van de bevolking 29% van het totale inkomen verdient.
Vergeleken met andere Europese landen is de ongelijkheid in inkomen relatief laag in Nederland. Vergeleken met eerdere decennia is de inkomensongelijkheid in Nederland vrijwel gelijk gebleven. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt dit al jaren bij en kan deze waarden dus vergelijken. In de onderstaande grafiek zie je de inkomensongelijkheid over de periode 2001-2016. In 2011 is echter begonnen met een andere meetmethode en daarom zit er een wit gat tussen de lijnen.
Naast sociale ongelijkheid in inkomen, zijn er ook andere vormen van sociale ongelijkheid. Bijvoorbeeld ongelijkheid in bezit, ook wel vermogensongelijkheid genoemd. Dit wordt gemeten als het saldo van bezittingen en schulden die iemand heeft. In 2017 had de rijkste 10% van de Nederlanders 64% van het totale vermogen in Nederland in bezit. Bij totale vermogensgelijkheid zou 10% van de bevolking ook 10% van het vermogen in bezit hebben en daar wijkt de verdeling in Nederland dus sterk vanaf. De vermogensongelijkheid is in Nederland dan ook een stuk groter dan de inkomensongelijkheid.
In de periode tussen 2011 en 2014 is de vermogensongelijkheid in Nederland toegenomen. Een oorzaak hiervan was de economische crisis, waardoor de huizenprijzen daalden. Een huis is een van de grotere bezittingen van veel mensen en wanneer de waarde daarvan daalt, daalt dus je vermogen. Vanaf 2014 zijn de huizenprijzen weer gaan stijgen en sinds 2015 is de vermogensongelijkheid weer aan het dalen (gemeten tot en met 2017).
Op het kaartje hieronder zie je de vermogensongelijkheid in Nederland per gemeente. Daarop kan je zien dat er in de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Groningen een hogere vermogensongelijkheid is dan in andere delen van het land. In de steden wonen meer jongeren, mensen die een uitkering ontvangen en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Zij hebben minder vermogen dan andere inwoners en daardoor is er dus een hogere vermogensongelijkheid in de steden.
Meer over de inkomensverdeling en vermogensverdeling en de mate van sociale ongelijkheid hierin kun je vinden in het rapport ‘Welvaart in Nederland‘ van het CBS.