§9.3 Robert Axelrod
Robert Axelrod ontwikkelde de tit-for-tat strategie, zoals je in het boek in §6.3 en §9.3 hebt kunnen lezen. Hij gaat ervan uit dat mensen hun gedrag vaak matchen met anderen, wanneer ze moeten kiezen tussen samenwerken of tegenwerken. Stel je voor dat er meerdere momenten zijn waarop mensen of partijen moeten kiezen en dat ze dat tegelijk moeten doen. Wanneer beide partijen de eerste keer gaan voor samenwerken, dan zal dit volgens de tit-for-tat strategie voortduren bij de volgende momenten. Er ontstaat een soort vertrouwensband tussen de partijen. Aan de andere kant is het zo dat wanneer het proces begint met tegenwerking, dit ook de uitkomst zal zijn bij komende momenten.
De strategie gaat uit van het kopiëren van gedrag. Wanneer jij het eerste moment kiest voor samenwerken, maar de ander gaat voor tegenwerken, dan zul je bij het volgende moment denken ‘ik ga nu echt niet weer samenwerken, ik ga voor tegenwerken’. Als de ander op dat moment wél kiest voor samenwerken, zal hij de volgende ronde weer kiezen voor tegenwerken ‘want dat deed hij bij mij ook’. Uiteindelijk blijft er dan geen samenwerking ontstaan, het is een soort spiraal.
Het end-of-game effect gaat over de laatste ronde, het laatste moment waarop de beide partijen moeten kiezen tussen samenwerken of tegenwerken. Als het de laatste keer is, kun je denken ‘nu kan ik wel tegenwerken, want ik kan toch niet meer teruggepakt worden’. Het end-of-game effect laat zien dat er in de laatste ronde altijd meer mensen tegenwerken dan in de ronden daarvoor. Het effect heeft echter wel invloed op de ronden daarvoor. Als je dit effect kent en je gaat ervan uit dat de ander in die laatste ronde wel zal gaan tegenwerken, dan kun jij dat beter vast de ronde ervoor doen. Zo ben jij uiteindelijk niet de loser, maar zijn jullie dat allebei. Als je zo redeneert, kan de ander beter in de ronde voor de voorlaatste ronde al tegenwerken en zo kan dit teruggaan tot het beginmoment waar beide partijen dan tegenwerken.
terug naar hoofdstuk 9naar Alexis de Tocqueville en John Stuart Mill (§9.4)